Geert Jan van Oldenborgh: 22 oktober 1961 –    12 oktober 2021

‘De bijdrage van Geert Jan aan de klimaatwetenschap is groot’
In Memoriam

Geert Jan van Oldenborgh
Opleiding: Eindexamen Lester B. Pearson College of the Pacific, doctoraal Universiteit Leiden, doctoraat NIKHEF / Universiteit van Amsterdam.
Loopbaan: postdocs aan Universität München, PSI (CH), Universiteit Leiden en KNMI, onderzoeker KNMI.
 

Het KNMI besteedde een webpagina over het werk en het overlijden van Geert Jan 
Het AD plaatste op 2 februari 2021 nog een artikel n.a.v. een gesprek met Geert Jan:
Klimaatattributie: ‘Is extreem weer het gevolg van klimaatverandering? Professor Geert Jan onderzoekt dit’

Werk van Geert Jan (delen uit artikel NRC – M. aan de Burgh)
Hij had een drang had om maatschappelijk van nut te zijn.
Hij besefte dat iedereen deel is van de mensheid. Hij wilde dat iedereen in de wereld toegang had tot weerdata – temperaturen, regenval, zonneschijn.
De laatste vijftien jaar verlegde hij zijn belangstelling en hielp hij het nieuwe vakgebied van de klimaatattributie groot te maken.
In het verlengde daarvan richtte hij, met anderen, de World Weather Attribution op, een internationale organisatie die extreme weersgebeurtenissen onderzoekt en de rol van klimaatverandering daarbij. Dat deed ze bijvoorbeeld bij de ongekende hittegolf in het westen van Canada eind juni, en de overstromingen in Duitsland, België en Limburg in juli.
Juist de laatste jaren begon hij erkenning te krijgen voor al zijn wetenschappelijke werk. In 2020 werd hem een gasthoogleraarschap toegekend aan de universiteit van Oxford. In april 2021 kreeg hij van de European Meteorological Society een prijs voor de ontwikkeling van de Climate Explorer. In september 2021 zette magazine Time hem op de lijst van honderd meest invloedrijke mensen, samen met zijn Duitse collega Friederike Otto, voor het opzetten van de World Weather Attribution.

De ‘no-nonsense stijl’ van Van Oldenborgh: ‘als de menselijke rol in een opmerkelijk weersextreem niet bewezen kon worden’, zei hij dat gewoon (*). Hij schuwde het niet anderen te kritiseren.
Van Oldenborgh noemde het zelf zijn obsessie met correcte getallen. ‘Ik zie het vooral als mijn taak om zo goed en accuraat mogelijke wetenschappelijke informatie te leveren. Als Geert Jan cijfers geeft, dan zullen ze wel kloppen. Dat is de reputatie die ik hoop te hebben.’

Radio opname (onderwerp: de Polaire opwarming – TXT Radio : Intro Bart van den Hurk – Symposium KNAW te Trippenhuis in 2019)
Geert Jan geeft uitleg over de opwarming van de polen en het verband met de extremen in Nederland. In onderstaand stuk heb ik delen van You-tube toegevoegd tot één verhaal .  
– Winters in Nederland: er zijn minder koude winters in Europa door diepere depressies boven IJsland en een krachtiger Azoren hoog. De straalstroom is in de winter ‘rechter geworden’ (meandert minder), waardoor de wind meer uit het westen waait, dus minder blokkades. De snijdende noordooster is er minder en als deze er is, is ze 3 graden opgewarmd vergeleken met 100 jaar terug, tenslotte warmt de Noordpool 5x zo hard op in de winter (Artic amplification). De kans op een koudegolf was over de periode 1951-80 ongeveer 10% per jaar, tegenwoordig nog maar een paar procent. In 2012 was de laatste koudegolf (29 januari tot 12 februari 2012).
Elfstedentochten – samen Hans Visser bekeken: de winter van 2012 koud genoeg, maar er viel te snel veel sneeuw (zie ook uitleg van mijzelf). De kans op een elfstedentocht was 1 op de 4 jaar, nu is deze 1 op 12 (8%), maar dat neemt verder in rap tempo af.
– Sneeuw: deze is met factor 3 afgenomen in Nederland.
– Hittegolven: deze zijn in Nederland 3x zo warm geworden, in het oosten van de US juist sterk afgenomen. Dat laatste komt o.a. doordat de grond anders bewerkt wordt, er staan meer gewassen, waardoor de lucht minder snel kan opwarmen.
– Opwarming Nederland: De Bilt (Nederland) koerst af op +3 graden (i.p.v. 1,5°). Anders gezegd: Als het wereldwijd 1,5° opwarmt zal het bij ons 3° opwarmen, omdat het bij ons 2x zo snel opwarmt.
– Neerslag: ‘wij zitten op het klimaat van Parijs’ (in het algemeen: 15% toename daggemiddelden van neerslag). Het aantal extreme buien is vanaf 1900 in de zomer met 20% toegenomen (in de winter met 30%).
– De verwachting is dat de droogte (en warmte) in het Middellandse zeegebied verder zal toenemen terwijl de Sahel natter gaat worden. Je zou kunnen zeggen dat de woestijn naar het noorden opschuift. Hieronder de verwachting in 2020 voor de komende 20 jaar, oranje betekent minder neerslag, blauw meer neerslag.


De periode april september: De klimaatmodellen geven aan dat over de periode 2020 – 2040 mogelijk minder neerslag zal gaan vallen in Nederland welke komt door een sterke opwarming van het middellandse zeegebied.
– Minder wind boven het land in Nederland, door ‘verruwing landschap’: doordat de wind meer gebroken wordt door o.a. hogere gebouwen en meer windturbines lijkt het erop dat er minder wind is / zal zijn boven het land. Hier moet meer onderzoek naar gedaan worden.
(*) Klimaatverandering
De droogte in Kenia, Ethiopië en Zuidoost Australië: door de landen werd de droogte en de bosbranden in Australië toegeschreven aan klimaatverandering. Helaas voor hen weerlegde Geert Jan deze uitspraak. Hij zei: ‘de metingen gaven aan dat het niet droger geworden was in deze gebieden. In Australië waren ze niet blij, maar de cijfers kloppen’. Oorlogen zijn overigens meestal de oorzaak van honger, niet de neerslag. Er moet beter met regenwater omgegaan worden.

Geert Jans bijdrage begint na ruim 13 minuten.
Kijk eventueel ook naar een andere presentatie op You-Tube uit 2020

 

Toename zonuren, mijn contact met Geert Jan
Zelf had ik af en toe contact met Geert Jan, mede omdat ikzelf nog geen goede verklaring heb voor de sterke toename van het aantal zonuren (in Nederland).
Geert Jan, die altijd vriendelijk en snel reageerde, antwoordde op mijn vraag op 7 maart 2021:
ECA&D is bezig met een Europese globale straling dataset, maar die heeft nog te veel problemen om nu te publiceren.
Ik heb EUMETSAT CM-SAF satellietdata van zonnestraling aan het aardoppervlak van 1983-tot “nu”, zie trend plot. Zonuren zijn minder goed gedefinieerd en vaak inhomogeen.
Deze data bevatten ook een trend door de afname van aerosolen vanaf de jaren ’80.

Dank je Geert Jan, RIP